top of page
Willem Pinksterboer

De tao van taal

Taal speelt in mijn leven een grote rol. In het werk met mijn patiënten kan een terloopse opmerking, een bepaalde intonatie of bijzondere woordkeuze die me opvalt de weg wijzen naar zorgvuldig verborgen pijn.


Wat we zeggen onthult vaak meer dan we ons bewust zijn. Regelmatig schrijf ik drie pagina’s vol zonder mijn pen van papier te nemen, zodat ik geen tijd krijg om na te denken over wat ik schrijf. De vrije woordenstroom die dat oplevert brengt mijn gedachten tot rust, helpt me keuzes te maken en bevrijdt mijn emoties. Ik hou ook van een manier van schrijven waarbij ik schuur en schaaf tot er precies staat wat ik bedoel. Dat helpt me om tot de essentie te komen.


Stilte

Maar de oosterse filosofie, die in mijn leven een belangrijke rol speelt, wijst me op de beperkingen van taal. Volgens taoïst Lao Zi kan over het belangrijkste in het leven, de Tao, niet gesproken worden. Dat waarover gesproken wordt is volgens hem niet de Tao. In de Vipassana-retraites die ik volgde, wordt gesproken, geschreven noch gelezen. Al die uren op mijn meditatiekussen zag ik dat mijn denken greep op de situatie probeerde te houden door voortdurend te analyseren en naar verbanden te zoeken om te begrijpen wat ik meemaakte. In de kortstondige momenten waarop de taal me ontviel, ervaarde ik iets wat niet met behulp van woorden kan worden begrepen of uitgedrukt. Wanneer ik dat toch probeer, moet ik erkennen dat Lao Zi gelijk had. Wat in woorden wordt uitgedrukt is nooit meer dan een gestolde ervaring. Het is alsof een driedimensionaal dynamisch proces in een plat vlak wordt weergegeven en wordt gevangen in een stilstaand beeld.


Poëzie

Hoe kan ik mijn liefde voor taal rijmen met mijn besef dat wat je in woorden kunt vatten beperkt is? Het antwoord op die vraag vond ik in de poëzie. Dichters lijken de beperkingen van de taal te erkennen. Ze combineren woorden op nieuwe en eigen manieren, waardoor de betekenis ervan als het ware wordt opgerekt. Als lezer begrijp je daardoor soms niet goed meer wat de letterlijke betekenis van de tekst is. Toen mijn dochter Renée vorige week achttien werd las ze dit gedicht aan ons voor:

Knuffel

Hoewel het kind zijn zich nog uitstrekt over Lief en ledematen Ontgroei ik jullie Voorzichtig

Mijn tranen gaan niet meer over Prinsessen of schaafwonden Mijn lippen soms gesloten Waar ze jullie vroeger dromerig de wereld vertelden

Het huis is als een warm nest Dat gedoemd is uit de boom te vallen Ik blijf er nu nog kijken Naar vogels die al vliegen Terwijl ik onder jullie vleugels vandaan kruip

Ik zal jullie missen Wanneer ik ooit volwassener ben dan jullie


Boodschap

Haar gedicht ontroerde me. Die ontroering met alle gevoelens die daarin samenvloeiden, was de boodschap die Renée wilde overbrengen en die was nooit zo duidelijk overgekomen als ze letterlijk had verteld waar het in dit gedicht over gaat: “Nu ik ouder word, vertel ik jullie niet meer alles wat me bezighoudt. Ik ga over een tijdje uit huis. Daar kijk ik naar uit, maar ik vind het ook wel verdrietig dat er een einde komt aan deze tijd, want ik heb het fijn bij jullie gehad en me veilig bij jullie gevoeld.” Ik had het heel lief gevonden als ze dat gezegd had, maar de ontroering en de liefde die ik iedere keer voel als ik haar gedicht lees, had het niet in me opgeroepen. Dichters lijken met behulp van uiterst zorgvuldig gekozen woorden duidelijk te willen maken dat het niet om de woorden gaat, maar om het woordeloze dat erachter ligt: een besef, een inzicht of zoals in dit geval; een gevoel.


De vinger en de maan

Door het gedicht van mijn dochter realiseerde ik me dat woorden en het woordeloze elkaar lijken uit te sluiten, maar dat ze elkaar, net als yin en yang, ook kunnen versterken. Zonder de woorden van Boeddha had ik de woordeloze stilte niet leren waarderen. In de gesprekken met mijn cliënten gaat het om het woordeloze gevoel dat de woorden openen en niet om wat er letterlijk wordt gezegd. Als ik de betekenis van de woorden zelf overschat, is het alsof ik alleen naar de vinger kijk en niet naar de maan waar de vinger naar wijst. Maar zonder de vinger die mijn blik richtte, was het bestaan van de maan me waarschijnlijk ontgaan.


Dit artikel schreef ik ter nagedachtenis aan Taoistisch meester en Sinoloog Kristofer Schipper. Zijn prachtige vertalingen van het werk van de Taoïsten Zhuang Zi en Lao Zi hebben veel voor mij betekend.

34 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Commenti


bottom of page